Goedkoop is duurkoop

Onderweg op de fiets: ‘De gemeente doet het toch (…). Mama krijgt de aangepaste keuken.’ ‘Echt’? Onmiddellijk begon onze dochter, destijds 9 jaar, luidkeels te zingen: ‘Goed nieuws, goed nieuws, Iedereen moet het horen, Goed nieuws, goed nieuws, De gemeente heeft verloren (…).’  

Wie chronisch ziek is of op een andere wijze beperkt is doet een beroep op de WMO om ‘(…) als burger zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving (te) kunnen blijven’. Met dat beroep volgt het beroemde ‘keukentafelgesprek’ waarbij gekeken wordt ‘wat u of uw naasten zelf kunnen doen.’ 

Gek genoeg speelt leeftijdsdiscriminatie daarin een (grote) rol. Ouderen die huishoudelijke hulp aanvragen of extra voorzieningen krijgen die in de regel snel, zeker als ze kunnen aantonen ‘dat ze het alleen of samen niet meer redden.’  Bij een gezin met (jonge) kinderen is dat niet het geval. Daar moet de (werkende) partner of thuiswonende kinderen (die geacht worden een éénpersoonshuishouden te kunnen besturen als ze 18 jaar worden) gewoon alle ballen in de lucht houden: werken, huishouding, vader of moeder zijn, ondersteuning van de zieke partner en de kinderen en daarnaast ook nog zelf rouwen en door een verwerkingsproces heen. ‘U bent nog jong’ is daarbij naast ‘misschien wordt u nog wel wat beter’ de standaard motivatie, samen met de ‘regels van de gemeente’, die veelal overkomen als ‘hoe kunnen we u zo goedkoop mogelijk zo min mogelijk ondersteuning geven.’

Toen mijn vrouw ziek werd hadden we dan ook een verklaring van meerdere specialisten en therapeuten nodig om ‘per gratie’ een paar uur huishoudelijke hulp per week te krijgen, waarbij periodiek getoetst zou worden of ik of onze kinderen dit niet zelf weer op kon pakken. Het motto leek wel ‘therapie klaar? Doorwerken maar.’ En voor aanpassingen in huis was in eerste instantie helemaal geen ruimte. ‘Dat moet u dan maar zelf doen, samen met uw netwerk.’ En zo werd niet alleen mijn vrouw beperkt in haar zelfredzaamheid, maar kregen ook mijn kinderen en ikzelf er flink wat stress bij.

En daardoor werd ‘Goedkoop toch echt duurkoop voor de gemeente.’ Vastbesloten om me niet te laten kisten heb ik alle (juridische) routes waar mogelijk doorlopen om ‘ons recht te halen.’ Dat is -gelukkig voor ons- gelukt en heeft de gemeente waar ik woon het nodige geld gekost, zowel voor de procedures als voor de voorzieningen (waar we nog dagelijks profijt en plezier van hebben).

En nu naar ons dagelijks werk: wat kun je als adviseur hiervan leren? Bijvoorbeeld als je ervoor moet zorgen dat een project binnen budget opgeleverd moet worden? Of als er geen geld is voor training van medewerkers? En als er wel aan alle kanten gemopperd wordt dat de werkdruk te hoog is en de systemen te ingewikkeld? En als medewerkers of OR klaar staan om met alle legale middelen te bestrijden waar jij mee bezig bent? Hoe blijf je dan menselijk en vakmatig op het juiste pad?

De magische oplossing heb ik niet, wel een paar vragen om mijzelf iedere dag weer te stellen:

1.      Heb ik echt geluisterd naar de vraag/klacht/probleem die mij er ore kwam?

2.      Is het echt nuttig en nodig wat ik wil?

3.      Kan het ook gemakkelijker voor de betrokkenen?

4.      Moet het traject juridisch worden en wat winnen of verliezen de betrokkenen hierbij?

5.      Begrijp ik de zorgen echt, kan ik ze doorleven en weet ik wat de bredere impact is van wat ik wil?

Voor mijzelf denk ik dan aan een jonge vader die ‘gewoon een keer op de bank wil zitten met zijn gezin’.

Volgende
Volgende

‘Het is ingewikkeld geworden’